Van transactie naar systeemdenken: Hoe conceptueel bouwen vraagt om een cultuurverandering
Als kind bouwde ik eindeloos met LEGO en K’NEX. Niet zomaar huisjes, maar complete systemen: constructies die ik kon opbouwen én weer uit elkaar halen. Die fascinatie voor slimme, herbruikbare systemen heeft me nooit losgelaten. Voor innovatie kom ik m’n bed uit, daarom spreekt conceptueel bouwen me zo aan. Tijdens mijn studie volgde ik het vak systems engineering, las ik LEGOlisering van de bouw en kreeg ik les van de schrijver ervan: Hennes de Ridder. Alles viel op z’n plek.
Mijn afstudeeronderzoek ging over modulaire voetbalstadions. Ik ontwierp een toolbox van LEGO-steentjes (kolommen, liggers en tribunes) waarmee je eindeloos kon combineren. Alles was losmaakbaar en herbruikbaar, gebouwd voor het WK én de volgende edities. Praktische creativiteit op z’n best. Later mocht ik bijna 20 fabrieken van binnen zien voor mijn onderzoek De Kosten in Beeld. Wat me toen opviel? Elk concept is uniek. Conceptuele gebouwen moet je vanaf dag 1 behandelen als producten.
Wie denkt dat conceptueel bouwen alleen draait om standaardisering of het inkopen van een woningproduct, mist de essentie. Het is een continu proces: van initiatief tot gebruik én demontage en weer opnieuw. Zoals een LEGO-bouwwerk dat je telkens opnieuw kunt aanpassen of verplaatsen. Conceptueel bouwen vraagt dus om een systeembenadering en de sleutel tot succes ligt vooral in onszelf: de mensen die traditioneel bouwen gewend zijn en omschakelen naar conceptueel bouwen.
Een vraag die me sinds kort bezighoudt: Kan conceptueel bouwen samengaan met regeneratie van de gebouwde omgeving? Kunnen we op z’n minst bouwen binnen planetaire grenzen? Tijdens de Alba Academie hoeven we die vraag niet te beantwoorden, maar ik leg hem graag op tafel.